Artist:
Jozef Geefs
Title:
Gijsbert Karel van Hogendorp
Year:
1865
Adress:
Beurs
www.wikipedia.org:
Gijsbert Karel graaf van Hogendorp (Rotterdam, 27 oktober 1762 – Den Haag, 5 augustus 1834) was een Nederlands conservatief politicus, een telg uit het Rotterdamse geslacht Van Hogendorp. In 1813 vormde hij samen met Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum het Driemanschap van 1813. Van Hogendorp was een van de opstellers van de Nederlandse Grondwetten van 1814 en 1815. Hij was de jongere broer van Dirk van Hogendorp.
Van Hogendorp was lid van het Voorlopig Bewind van november 1813 tot december 1813. Samen met Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum schreef hij na de val van de Franse overheersing een uitnodiging aan Willem Frederik van Oranje-Nassau in Engeland om als"Soeverein Vorst" terug te keren naar Nederland. Hoewel Willem Frederik en Van Hogendorp elkaar al kenden uit hun jeugd, was de verhouding tussen beiden van het begin af aan koel en het kostte Van Hogendorp moeite de prins ervan te overtuigen dat een grondwet noodzakelijk was. Op 7 december 1813 werd Van Hogendorp de eerste minister van Buitenlandse zaken van het nieuwe Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden en op 21 december 1813 benoemde de prins Van Hogendorp in een commissie die tot doel had het ontwerpen van een grondwet op basis van de Schets eener Constitutie, die Van Hogendorp enkele jaren eerder had gemaakt. Deze grondwet van 1814, waarin onder andere de erfopvolging voor het huis van Oranje was geregeld, werd op 29 maart 1814 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam door 474 verzamelde notabelen van Nederland goedgekeurd. Van Hogendorp werd op 6 april 1814 benoemd als eerste vice-president van de Raad van State. Hij werd tevens lid en voorzitter van de nieuwe Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden (1814-1815).
In 1815 werd hij voorzitter van de commissie, die de grondwet van 1815 moest opstellen ten behoeve van de vereniging met België tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Bovendien had hij voor de provincie Holland zitting in de Tweede Kamer, die toen nog gekozen werd door de Provinciale Staten. Op 20 september 1815 werd hij benoemd tot Minister van Staat.
Aanvankelijk was Van Hogendorp een conservatief politicus. Hij was er in 1813 zelfs nog voorstander van geweest om de positie van de oude regenten te herstellen, maar na 1815 getuigde hij meer en meer van een liberale opstelling en kwam hij aldus tegenover de opvattingen van koning Willem I te staan, die men wel als"verlicht despoot" zou kunnen omschrijven. Een conflict over de handel leidde er toe dat Van Hogendorp tot tweemaal toe de koning om ontslag als vice-president van de Raad van State verzocht, wat hem op 7 november 1816 uiteindelijk werd verleend. Bij Koninklijk Besluit werd hij benoemd tot lid van de Eerste Kamer, maar hij wees dat af. De Eerste Kamer werd destijds door de koning benoemd en die vergaderingen waren geheim. Van Hogendorp wilde zich waarschijnlijk niet op deze manier de mond laten snoeren. In 1819 probeerde koning Willem I Van Hogendorp nogmaals het zwijgen op te leggen, door de gouverneur van Holland, Van der Duyn van Maasdam, te laten weten dat het hem zou uitkomen als Van Hogendorp niet meer in de Tweede Kamer benoemd zou worden. Van der Duyn ging daar niet op in, waarna de koning op 22 mei van hetzelfde jaar Van Hogendorp de titel van Minister van Staat ontnam. Van Hogendorp bleef echter lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de provincie Holland.
Gijsbert Karel graaf van Hogendorp (Rotterdam, 27 oktober 1762 – Den Haag, 5 augustus 1834) was een Nederlands conservatief politicus, een telg uit het Rotterdamse geslacht Van Hogendorp. In 1813 vormde hij samen met Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum het Driemanschap van 1813. Van Hogendorp was een van de opstellers van de Nederlandse Grondwetten van 1814 en 1815. Hij was de jongere broer van Dirk van Hogendorp.
Van Hogendorp was lid van het Voorlopig Bewind van november 1813 tot december 1813. Samen met Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum schreef hij na de val van de Franse overheersing een uitnodiging aan Willem Frederik van Oranje-Nassau in Engeland om als"Soeverein Vorst" terug te keren naar Nederland. Hoewel Willem Frederik en Van Hogendorp elkaar al kenden uit hun jeugd, was de verhouding tussen beiden van het begin af aan koel en het kostte Van Hogendorp moeite de prins ervan te overtuigen dat een grondwet noodzakelijk was. Op 7 december 1813 werd Van Hogendorp de eerste minister van Buitenlandse zaken van het nieuwe Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden en op 21 december 1813 benoemde de prins Van Hogendorp in een commissie die tot doel had het ontwerpen van een grondwet op basis van de Schets eener Constitutie, die Van Hogendorp enkele jaren eerder had gemaakt. Deze grondwet van 1814, waarin onder andere de erfopvolging voor het huis van Oranje was geregeld, werd op 29 maart 1814 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam door 474 verzamelde notabelen van Nederland goedgekeurd. Van Hogendorp werd op 6 april 1814 benoemd als eerste vice-president van de Raad van State. Hij werd tevens lid en voorzitter van de nieuwe Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden (1814-1815).
In 1815 werd hij voorzitter van de commissie, die de grondwet van 1815 moest opstellen ten behoeve van de vereniging met België tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Bovendien had hij voor de provincie Holland zitting in de Tweede Kamer, die toen nog gekozen werd door de Provinciale Staten. Op 20 september 1815 werd hij benoemd tot Minister van Staat.
Aanvankelijk was Van Hogendorp een conservatief politicus. Hij was er in 1813 zelfs nog voorstander van geweest om de positie van de oude regenten te herstellen, maar na 1815 getuigde hij meer en meer van een liberale opstelling en kwam hij aldus tegenover de opvattingen van koning Willem I te staan, die men wel als"verlicht despoot" zou kunnen omschrijven. Een conflict over de handel leidde er toe dat Van Hogendorp tot tweemaal toe de koning om ontslag als vice-president van de Raad van State verzocht, wat hem op 7 november 1816 uiteindelijk werd verleend. Bij Koninklijk Besluit werd hij benoemd tot lid van de Eerste Kamer, maar hij wees dat af. De Eerste Kamer werd destijds door de koning benoemd en die vergaderingen waren geheim. Van Hogendorp wilde zich waarschijnlijk niet op deze manier de mond laten snoeren. In 1819 probeerde koning Willem I Van Hogendorp nogmaals het zwijgen op te leggen, door de gouverneur van Holland, Van der Duyn van Maasdam, te laten weten dat het hem zou uitkomen als Van Hogendorp niet meer in de Tweede Kamer benoemd zou worden. Van der Duyn ging daar niet op in, waarna de koning op 22 mei van hetzelfde jaar Van Hogendorp de titel van Minister van Staat ontnam. Van Hogendorp bleef echter lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de provincie Holland.